Vanaf 1 juni 2016 worden rechtspersonen, die een bestuursfunctie uitoefenen, verplicht onderworpen aan BTW voor de vergoeding die zij hiervoor ontvangen. Indien de bestuurder-rechtspersoon evenwel een BTW-eenheid vormt met de rechtspersoon waarin het mandaat wordt uitgeoefend, dient geen BTW aangerekend te worden op de bestuurdersvergoeding. De voorwaarde opdat van een BTW-eenheid sprake zou zijn, is dat de rechtspersonen die er deel van uitmaken financieel, economisch en organisatorisch nauw verbonden zijn met elkaar (cf. artikel 4 BTW-wetboek j° artikel 1, § 1 K.B. nr. 55 d.d. 9 maart 2007 met betrekking tot de regeling voor belastingplichtigen die een BTW-eenheid vormen). Aan de voorwaarde van financiële verbondenheid is voldaan indien i) een vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks minstens 10% van de maatschappelijke rechten bezit van een andere vennootschap waarmee zij een BTW-eenheid wil vormen, ii) minstens 10% van de maatschappelijke rechten van alle leden van de BTW-eenheid rechtstreeks of onrechtstreeks toebehoren aan eenzelfde aandeelhouder of iii) er in rechte of in feite rechtstreeks of onrechtstreeks een controleverhouding bestaat tussen de leden (Circulaire AOIF nr. 42/2007 (E.T.111.702) d.d. 9 november 2007; Beslissing BTW nr. E.T.127.850 d.d. 30 maart 2016). De vraag werd gesteld in welke mate er een BTW-eenheid kon gevormd worden tussen vennootschappen die een gezamenlijke exploitatievennootschap besturen, maar waarbij zij onderling niet in het kapitaal participeren, noch controle uitoefenen over elkaar. Bij beslissing d.d. 30 maart 2016 heeft de Minister beslist dat de bestuurders-rechtspersonen samen met de exploitatievennootschap een BTW-eenheid kunnen vormen op voorwaarde dat i) de bestuurders-rechtspersonen zowel aandeelhouder als bestuurder zijn van de exploitatievennootschap, ii) de bestuurders-rechtspersonen gezamenlijk meer dan 50% van de stemrechten bezitten verbonden aan de maatschappelijke rechten van de exploitatievennootschap en iii) de bestuurders-rechtspersonen overeenkomen dat elke beslissing inzake de oriëntatie van het beleid van de exploitatievennootschap moet genomen worden bij unanimiteit (Beslissing BTW nr. E.T.127.850 d.d. 30 maart 2016).