Van 11 mei 2020 tot 24 mei 2020 vinden de sociale verkiezingen plaats voor de oprichting en vernieuwing van de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk (comité).
Als een onderneming gewoonlijk gemiddeld minstens 50 werknemers in dienst heeft moeten er verkiezingen voor het comité georganiseerd worden en als er gewoonlijk gemiddeld 100 werknemers in dienst zijn, moeten er eveneens verkiezingen voor de ondernemingsraad georganiseerd worden.
De technische bedrijfseenheid
Sociale verkiezingen dienen georganiseerd te worden op het niveau van een onderneming- technische bedrijfseenheid. Men mag dus niet zomaar kijken naar een vennootschap of een ‘onderneming’.
Het is perfect mogelijk dat verschillende entiteiten/vennootschappen aanzien worden als één technische bedrijfseenheid, dan wel dat één onderneming of vennootschap opgesplitst moet worden in verschillende technische bedrijfseenheden. Om de technische bedrijfseenheid te gaan bepalen, moet men de sociale en economische autonomie nagaan van de betrokken entiteit(en). Desgevallend kunnen daaromtrent afspraken worden gemaakt met de vakorganisaties.
Zo zijn de economische criteria bijvoorbeeld het voeren van een eigen boekhouding, een autonoom dagelijks bestuur, eigen specifieke activiteiten, ... De sociale criteria zijn bijvoorbeeld een autonoom personeelsbeleid, verschillend loonbeleid, taal, zelfstandigheid van onderhandelen met de vakbonden, sociale samenhang tussen het personeel ...
Om alles nog complexer te maken kan de definitie van de technische bedrijfseenheid verschillend zijn voor de ondernemingsraad en het comité. Dit is te verklaren door het feit dat beide organen een andere finaliteit hebben.
Op basis van de voornoemde criteria is het dus perfect mogelijk dat een onderneming met verschillende vestigingen, die elk over een zekere autonomie beschikken, voor de sociale verkiezingen opgedeeld kan worden in verschillende technische bedrijfseenheden.
Het is echter ook mogelijk dat verschillende ondernemingen, die elk een juridische entiteit vormen, samen een technische bedrijfseenheid vormen. Dit kan het geval zijn als de verschillende ondernemingen deel uitmaken van dezelfde economische groep, beheerd worden door eenzelfde persoon of door personen die samen een economische band hebben, of als deze entiteiten eenzelfde economische activiteit hebben, of activiteiten hebben die op elkaar afgestemd zijn. Om samen één technische bedrijfseenheid te vormen moeten er bovendien elementen bestaan die wijzen op een sociale samenhang tussen de verschillende entiteiten. Als deze elementen vervuld zijn is er een vermoeden dat de verschillende entiteiten samen een technische bedrijfseenheid vormen. De werkgever kan zich tegen dit vermoeden verzetten, maar moet dan uiteraard wel het tegenbewijs leveren.
Gemiddeld aantal werknemers
Het gemiddeld aantal werknemers per technische bedrijfseenheid vormt de basis voor het verder verloop van de sociale verkiezingen. De drempels bepalen of er sociale verkiezingen georganiseerd moeten worden, welke organen opgericht moeten worden, en hoeveel mandaten er in deze organen voorzien moeten worden.
Wie worden als werknemers beschouwd?
Iedere werknemer die aan de onderneming verbonden is door een arbeids- of leerovereenkomst wordt als werknemers beschouwd. Hierbij worden ook de personen in een beroepsopleiding (IBO) ook als werknemers beschouwd.
De uitzendkrachten die in de onderneming (de gebruiker) actief zijn moeten wel meegeteld worden voor de berekening van de drempel. De gebruiker van de uitzendkrachten moet een bijlage bij het algemeen personeelsregister bijhouden van het tweede trimester van 2019.
Werknemers met een vervangingsovereenkomst of uitzendkrachten die werknemers tijdens een schorsing vervangen worden niet meegeteld voor de berekening van de drempel.
De berekening van het gemiddeld aantal werknemers.
De drempel wordt berekend op basis van een referteperiode van vier trimesters. Voor de sociale verkiezingen van 2020 liep de referteperiode van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019. Het gemiddelde van de tewerkstelde werknemers zal berekend worden door:
- het totaal aantal kalenderdagen van indiensttreding tot einde tewerkstelling van iedere werknemer gedurende de referteperiode gedeeld door 365 dagen. Het DIMONA-systeem zal hier al basis dienen;
- de werknemers die uitgesloten worden uit het DIMONA-systeem moeten ook meegeteld worden met het totaal van de kalenderdagen waarop de werknemer tijdens de referteperiode ingeschreven is in het personeelsregister en dit aantal te delen door 365;
- als de bepalingen met betrekking tot het bijhouden van een algemeen personeelsregister niet van toepassing zijn, zal het aantal kalenderdag dat de werknemer tijdens de referteperiode ingeschreven was gedeeld door 365;
- voor deeltijdse werknemers waarvan het werkelijke uurrooster minder dan 3/4 van een voltijdse bedraagt, worden het aantal kalenderdagen gedeeld door 2.
De voltijdse werknemers die tewerkgesteld worden in kader van een progressieve werkhervatting erkend door zijn mutualiteit zal als een voltijdse werknemers beschouwd worden. Werknemers die met voltijds ouderschapsverlof zijn, zullen voor de berekening van de drempel meegeteld worden voor zover hun arbeidsovereenkomst niet verbroken is.
De berekening van het gemiddeld aantal uitzendkrachten.
Het gemiddeld aantal uitzendkrachten zal berekend worden door het totaal aantal kalenderdagen gedurende dewelke elke uitzendkracht (voor zover hij geen vaste werknemer vervangt) in het algemeen personeelsregister ingeschreven is tijdens de referteperiode gedeeld door 92. Voor een uitzendkracht waarvan het werkelijke uurrooster minder dan 3/4 van een voltijdse is zal het aantal ook gedeeld worden door 2.
Alvorens evenwel al deze berekeningen uit te voeren, is het uitermate belangrijk om de technische bedrijfseenheid correct te gaan bepalen en desgevallend hieromtrent overleg te plegen met de vakorganisatie.