In principe is men vrij om zijn vermogen toe te bedelen aan wie men dat wil (familie, vrienden, …) en wanneer men dat wil (schenking bij leven, legaat bij overlijden, …). Die vrijheid is evenwel niet absoluut voor hen die afstammelingen hebben en/of gehuwd zijn, in die mate dat de helft van het vermogen ‘gereserveerd’ blijft voor die afstammelingen en in voorkomend geval ook voor de langstlevende echtgenoot. Deze laatsten vormen gezamenlijk de ‘reservataire erfgenamen’ en de vrijheid van de ouder/echtgenoot, om personen te begunstigen die niet tot dat selecte clubje behoren, blijft dan ook beperkt tot de andere helft van het vermogen, die als ‘beschikbaar deel’ gelabeld wordt. Indien dat beschikbaar deel overschreden wordt, hebben de reservataire erfgenamen het recht om de begiftigingen te laten ‘inkorten’ totdat het beschikbaar deel zich weer binnen de wettelijke grenzen bevindt. Feit is evenwel dat een begiftigde pas zekerheid verkrijgt omtrent een eventuele inkorting van zijn of haar schenking na overlijden van de schenker/testator, gezien de werkelijke omvang van het beschikbaar deel pas dan kan worden vastgesteld.
Wanneer een (groot)ouder in het kader van een vermogensplanning een deel van zijn of haar vermogen aan de kleinkinderen wil toebedelen, behoren deze laatsten niet tot de groep van beschermde reservataire erfgenamen en zullen schenkingen of legaten ten voordele van hen pas definitief verworven zijn binnen de grenzen van het beschikbaar deel. In principe zijn de kleinkinderen bijgevolg niet zeker tot na het overlijden van hun grootouder of hun schenking of legaat al dan niet vatbaar zal zijn voor ‘inkorting’ door de reservataire erfgenamen, zijnde hun eigen vader/moeder en/of tantes/ooms.
Grootouders beschouwen die onzekerheid echter veelal als belastend en wensen dan ook definitieve beschikkingen te doen aan hun kleinkinderen. Sinds de invoering van de erfovereenkomsten in ons Belgisch erfrecht is dat zeker mogelijk. Maar ook hierbij hebben de grootouders de keuze. Zij kunnen ervoor kiezen om een deel van hun vermogen definitief aan de kleinkinderen toe te bedelen en het eventuele saldo over hun eigen kinderen te verdelen, maar zij kunnen er evenzeer voor kiezen om hun kleinkinderen te begiftigen en die schenkingen integraal toe te rekenen op het erfdeel van hun kind (ouder van het kleinkind). Zij hebben daarvoor wel de medewerking van de kinderen nodig.
Even een voorbeeld ter verduidelijking. Stel u voor dat Maria 3 kinderen heeft: Paul, Griet en Rudy. Paul heeft zelf 2 kinderen, terwijl Griet en Rudy er elk 1 hebben. Maria wenst een vermogen van 300.000 EUR te verdelen, waarbij aan elk kleinkind 15.000 EUR geschonken wordt.
In een eerste hypothese krijgen de kleinkinderen van Maria gezamenlijk 4 x 15.000 EUR of 60.000 EUR, waarna het saldo van 240.000 EUR (al dan niet gelijk) over Paul, Griet en Rudy wordt verdeeld. Laten we evenwel ervan uitgaan dat elk kind een gelijk deel krijgt en aldus 1/3de van 240.000 EUR of 80.000 EUR. In voorkomend geval kunnen Paul, Griet en Rudy als toekomstige reservataire erfgenamen een erfovereenkomst sluiten, waarin zij verzaken aan hun toekomstig recht op inkorting voor het geval dat de schenkingen aan de kleinkinderen het beschikbaar deel in de nalatenschap van Maria zouden overtreffen. De schenkingen aan de kleinkinderen worden daardoor definitief, ook al zouden deze schenkingen naderhand het beschikbaar deel overtreffen. Het dient evenwel gezegd, dat de familietak van Paul daardoor 110.000 EUR zal verkregen hebben, terwijl de familietakken van Griet en Rudy elk slechts 95.000 EUR zullen gekregen hebben. Er is aldus enkel gelijkheid tussen de kinderen individueel en niet tussen de onderlinge familietakken.
Maar het kan ook andersom. In een tweede hypothese krijgen de kleinkinderen van Maria nog steeds gezamenlijk 60.000 EUR, maar worden deze schenkingen nu toegerekend op het erfdeel van Paul, Griet en Rudy in de mate dat hun eigen kinderen begiftigd werden. Dat betekent dat elke familietak een derde van 300.000 EUR of 100.000 EUR krijgt, maar deze laatste som verdeeld wordt over het kind en zijn eigen afstammelingen. Paul is zelf ouder van 2 begiftigde kleinkinderen en zal aldus zelf slechts 70.000 EUR (=100.000 – 2 x 15.000 EUR) meer krijgen, terwijl Griet en Rudy – elk ouder van 1 begiftigd kleinkind – nog 85.000 EUR (=100.000 – 1 x 15.000 EUR) zullen krijgen. Ook in deze hypothese zullen Paul, Griet en Rudy als toekomstige reservataire erfgenamen een erfovereenkomst moeten sluiten, maar hierin zal er niet verzaakt worden aan het toekomstig recht op inkorting maar zullen de kinderen er vooral mee instemmen dat de schenkingen aan hun eigen afstammelingen (met name de kleinkinderen) op hun eigen erfdeel kunnen worden toegerekend. We spreken over de zogenaamde ‘generatiesprong’, hetgeen toelaat dat de gelijkheid niet noodzakelijk tussen kinderen individueel wordt bekomen maar wel tussen de onderlinge familiale takken. In deze hypothese zullen de schenkingen aan de kleinkinderen pas definitief worden, in de mate dat Paul, Griet en Rudy naderhand ook de nalatenschap van Maria aanvaarden, ook al hebben zij een erfovereenkomst gesloten, tenzij het om een globale erfovereenkomst gaat.
Er kunnen aldus wel degelijk definitieve schenkingen naar de kleinkinderen gebeuren, met dien verstande dat de nodige zorgvuldigheid aan de dag moet gelegd worden bij de bedoeling van partijen, de keuze van de soort erfovereenkomst en de redactie daarvan, zodanig dat deze correct de wil van betrokkenen weergeeft.