Met ingang vanaf vandaag, 28 oktober 2023, treden twee belangrijke wetswijzigingen in werking met betrekking tot de geldende opzeggingstermijnen bij ontslag:
- Opzegging door werknemer: opzeggingstermijn van maximaal 13 weken
Vanaf 28 oktober 2023 zal elke werknemer die zelf ontslag neemt, de opzeggingstermijnen moeten respecteren opgenomen in artikel 37/2, §2 van de Arbeidsovereenkomstenwet.
Concreet betekent dit dat de dubbele fotoregeling (met name de som van de opzeggingstermijn op basis van anciënniteit tot en met 31 december 2013 en de opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit na 1 januari 2014) wegvalt en de opzeggingstermijn enkel wordt berekend op basis van de opzeggingstermijnen die ingevoerd werden door de Wet Eenheidsstatuut.
Dit betekent bijgevolg ook dat de opzeggingstermijnen voor werknemers die zelf hun arbeidsovereenkomst opzeggen, geplafonneerd zijn tot maximaal 13 weken. Dit zal het geval zijn indien er sprake is van een anciënniteit van minstens 8 jaar (ongeacht of de werknemer in dienst trad voor of na 1 januari 2014).
Wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst van een werknemer beëindigt die reeds in dienst was voor 1 januari 2014, zal de dubbele fotoregeling nog steeds toegepast moeten worden.
- Opzegging door werkgever: opzeggingsclausules die golden op 31 december 2013 blijven hun uitwerking behouden
Wat wijzigt wel bij een opzegging door de werkgever van een arbeidsovereenkomst die werd gesloten voor 1 januari 2014?
Wanneer op 31 december 2013 een geldige opzeggingsclausule bestond tussen werkgever en een hogere bediende (d.i. een bediende wiens jaarlijks loon 32.254 EUR overschrijdt op 31 december 2013) dan dient – in geval de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt – hiervan toepassing gemaakt te worden bij de berekening van de opzeggingstermijn van ‘deel 1’ (het deel dat betrekking heeft op de anciënniteit tot en met 31 december 2013).
Er zal bijgevolg bij een geldige opzeggingsclausule voor hogere bedienden geen toepassing moeten gemaakt worden van de regel die bepaalt dat ‘deel 1’ moet worden vastgesteld op één maand per begonnen jaar anciënniteit, met een minimum van 3 maanden.
In elk geval zal het belangrijk zijn uw arbeidsreglement aan deze nieuwe wetgeving aan te passen.
Vragen? Let’s talk