Minister van Werk, de heer Dermagne, heeft op 21 januari 2021 de Nationale Arbeidsraad om advies gevraagd over de invoering van een omstandigheidsverlof met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming van COVID-19.
De Nationale Arbeidsraad (NAR) is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers – en werknemersorganisaties en heeft als belangrijkste bevoegdheid het uitbrengen van adviezen of formuleren van voorstellen aan de Belgische regering en/of het parlement over sociale vraagstukken.
Op 5 februari 2021 heeft de NAR haar advies verleend over voormeld sociaal vraagstuk.
De NAR heeft zich positief uitgelaten over een dergelijke invoering van betaald verlof, maar heeft tevens enkele (terechte) bemerkingen/bedenkingen geformuleerd.
De invoering van het omstandigheidsverlof is nog geen wet, maar zal dat naar alle waarschijnlijkheid binnenkort wel worden.
Wij sommen daarom alvast de belangrijkste aandachtspunten op.
Wat houdt het voorontwerp van wet in?
- De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, met behoud van het normaal loon, met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen COVID-19.
- Er wordt een recht op afwezigheid toegekend voor ‘de tijd die nodig is’.
- Om recht te hebben op zijn loon moet de werknemer de werkgever vooraf verwittigen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.
- Op verzoek van de werkgever dient de werknemer hiervan het bewijs voor te leggen. De voorlegging van een uitnodiging om op een bepaald tijdstip aanwezig te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, geldt als voldoende bewijs.
Wat zijn de bemerkingen/bedenkingen van de NAR?
De NAR erkent in haar advies de noodzakelijkheid van een spoedige vaccinatie van de bevolking zodat er zo snel mogelijk aan een economische relance kan worden begonnen en is van oordeel dat een omstandigheidsverlof hiertoe kan bijdragen.
De NAR heeft in haar advies echter tevens onmiddellijk enkele belangrijke pijnpunten aangeraakt, zijnde dat er op vandaag nog maar bitter weinig bekend is omtrent de vaccinatiestrategie van de bevolking en de praktische aanpak daarvan. De NAR geeft aan dat zij een advies heeft uitgebracht zonder over alle elementen van de vaccinatiestrategie te beschikken. Het is nog volstrekt onduidelijk hoe de burger zal worden uitgenodigd, wat de inhoud van de uitnodiging zal zijn, of de burger zelf een tijdstip zal kunnen kiezen, etc.
De NAR uit terecht haar bezorgdheid en spoort de regering dan ook aan om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de administratieve modaliteiten van de vaccinatieprocedure. Duidelijkheid over de praktische aanpak is immers ook uiterst noodzakelijk voor een vlotte organisatie binnen de ondernemingen.
De NAR geeft aan dat het belangrijk is om tijdig de uitnodigingen tot vaccinatie aan de burger te versturen zodat de werkgever tijdig van de afwezigheid van de werknemer kan worden verwittigd. Zij geeft aan dat de werkgever bij voorkeur ingelicht zou moeten worden vanaf het ogenblik dat de werknemer kennis heeft over het tijdstip of tijdslot waarop hij zich dient aan te melden op het vaccinatiecentrum.
De NAR stipt in haar advies tevens aan dat het recht om afwezig te zijn ‘voor de tijd die nodig is’, ruimte voor interpretatie openlaat. Een goede organisatie van de vaccinatie met een zo efficiënt mogelijk verloop zal aldus cruciaal zijn om de impact bij de werkgevers zoveel als mogelijk te beperken.
Volkomen terecht stelt de NAR tenslotte in haar advies dat louter de uitnodiging niet kan volstaan als voldoende bewijs om aan te tonen dat het verlof werd ingezet voor de beoogde doelstelling, zijnde het zich laten vaccineren. Een uitnodiging is volgens de NAR met andere woorden een onvoldoende bewijs dat men verlof heeft genomen om zich te laten vaccineren. Vanuit privacy oogpunt is het echter voor een werkgever niet mogelijk om een bewijs van vaccinatie te vragen. De NAR stelt daarom voor om bovenop de uitnodiging tevens de mogelijkheid toe te laten voor de werkgever om een bevestiging van de afspraak waaruit de plaats en uur blijkt, te vragen van de werknemer.
Indien voormelde toelatingen tot bewijs in de definitieve wet zouden worden opgenomen, zal de werkgever deze bewijzen hoe dan ook slechts mogen gebruiken voor de controle van voormeld omstandigheidsverlof. Het zal dan ook aangewezen zijn om het GDPR-beleid binnen de onderneming daarop af te stemmen.
Tevens zal het voor de werkgever noodzakelijk zijn om intern een plan van aanpak op te maken omtrent het opnemen van omstandigheidsverlof voor vaccinatie. De werknemers zullen duidelijk moeten geïnformeerd worden over hoe en wanneer zij hun werkgever moeten verwittigen, welk bewijs zij achteraf eventueel moeten overmaken en welke de sancties zijn indien de regels hieromtrent niet worden nageleefd.
De tekst van het voorontwerp is nog geen wet. Mogelijks wordt de tekst, gelet op het advies van de NAR nog aangepast. Laat ons vooral hopen dat de regering eerst haar huiswerk maakt en de administratieve formaliteiten van de vaccinatiestrategie zo spoedig mogelijk uitwerkt zodat ondernemingen zich op tijd en correct intern kunnen organiseren.
Lees hier het advies Nr. 2.199 van de NAR.