Op 7 september 2017 verscheen er een nieuwe wet die de huidige Faillissementswet en de Wet betreffende de continuïteit van ondernemingen (WCO) samenbrengt in een gemoderniseerde regelgeving in het Wetboek Economisch Recht (WER). Ondermeer de regels omtrent de bestuurdersaansprakelijkheid worden wat bijgeschaafd.
Deze nieuwe regelgeving is van toepassing op ieder te openen faillissement vanaf 1 mei 2018.
Op vandaag is er reeds een bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een faillissement. Enerzijds zijn de bestuurders/zaakvoerders aansprakelijk wegens een grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement. Anderzijds zijn de bestuurders/zaakvoerders objectief aansprakelijk voor niet-betaalde sociale bijdragen wanneer die bestuurders/zaakvoerders in een periode van 5 jaar voorafgaand aan het faillissement betrokken zijn geweest bij minstens 2 faillissementen of vereffeningen met schulden ten aanzien van de RSZ.
Deze aansprakelijkheidsgronden worden geïntegreerd in het WER, maar worden verruimd tot alle ondernemingen (met uitzondering van natuurlijke personen), in de zin van het WER. Voorheen waren enkel de bestuurder/zaakvoerders van een NV, BVBA en CVBA mogelijks aansprakelijk. Voorts richt het WER zich niet enkel tot de benoemde bestuurders/zaakvoerders, maar ook tot de gewezen bestuurders/zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van het directiecomité of ieder andere persoon die een bestuursbevoegdheid heeft (gehad).
Daarenboven zal men rekening dienen te houden met een nieuwe wettelijke aansprakelijkheidsgrond, namelijk de ‘wrongful trading’.
Ook hier zijn niet enkel de benoemde bestuurders/zaakvoerders potentieel aansprakelijk, maar ook de gewezen bestuurders/zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van het directiecomité of ieder andere persoon die een bestuursbevoegdheid heeft (gehad). Zij zijn aansprakelijk in geval van faillissement voor het netto-passief wanneer:
· zij vóór het faillissement wisten of behoorden te weten dat er geen redelijk vooruitzicht was om een faillissement te vermijden en
· de betrokkene op dat ogenblik één van bovenstaande hoedanigheden had en
· de betrokkende niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig bestuurder/zaakvoerder zou gedaan hebben.
De bedoeling van de wetgever was om een wettelijk kader te creëren op basis waarvan men aansprakelijk kan worden gesteld voor het verderzetten van een reddeloos verloren onderneming.
Aldus kan het verderzetten van een verlieslatende activiteit leiden tot een aansprakelijkheidsvordering ingesteld door de curator van het faillissement.